Hoe worden ziekten overgedragen?

Ziekte overdracht:
Het houden van vogels brengt met zich mee dat een bepaald in de natuur aanwezig biologisch evenwicht tussen de vogel en zijn omgeving wordt doorbroken. Bijvoorbeeld in kooi of volière, waar de mest niet regelmatig wordt verwijderd, zullen organismen zich snel ophopen, hetgeen aanleiding kan geven tot ziekte. Ziekten kunnen op drie manieren worden overgebracht: 

  1. Van de ene vogel op de andere. Dit kan direct zijn, bij het voeren (man-pop, ouder-jong), of indirect, via voer en water, verenstof, mest, lucht, vangnetten, transportmanden en schoeisel. Wormeieren, bacteriën, schimmels en virussen worden op deze wijze overgebracht.
  2. Van moederdier op ei, zoals bij salmonella en leucose.
  3. Door een tussengastheer. Een deel van de ontwikkeling van het ziekteverwekkend organisme vindt plaats in de tussengastheer, bv. mus, slak, vlieg, mug. Het uitschakelen van de tussengastheer door hygiëne en goede huisvesting behoort tot een belangrijke preventieve maatregel. Ook mogen tussengastheren niet als voedsel gegeven worden.


Zoönosen
Zoönosen zijn ziekten die door gewervelde dieren op de mens worden overgebracht en andersom. Bij import van vogels kunnen (nog onbekende) zoönosen worden binnengebracht. Een importeur moet hiervoor altijd waakzaam blijven.

Stress
Stress is een toestand van de vogel die het afweermechanisme in staat van verhoogde paraatheid brengt. Lichaamsreserves worden daarbij aangesproken en de vogel verzwakt wanneer dit langere tijd duurt. Stress wordt veroorzaakt door vangst, opkooien, transport, verandering in voer, verandering van temperatuur en luchtvochtigheid, langdurige of felle verlichting, overbevolking, medicatie en tentoonstellen. De symptomen kunnen subklinisch verlopen, wat betekent dat er geen, voor ons waarneembare ziekteverschijnselen zijn. In het algemeen neemt de vogel minder voer op en heeft een verminderde weerstand tegen ziekten, Hij vermagert en krijgt vaak last van diarree.

Ziekteverwekkers
Organismen welke ziekten bij vogels kunnen veroorzaken zijn:
   
    *  bacteriën
    *  virussen
    *  schimmels
    *  protozoën
    *  wormen
    *  insecten

Bacteriën behoren tot de micro-organismen en worden in alle levende wezens gevonden. Zij kunnen daar een bepaalde functie vervullen, zoals de vertering van voedsel of het maken van eiwit. Er zijn ook kwaadaardige, ziekteverwekkende (pathogene) micro-organismen. De graad van kwaadaardigheid wordt bepaald door o.a.

   1.  het vermogen om een ziekte te veroorzaken (virulentie)
   2.  het aantal aanwezige micro-organismen (infectiedruk)
   3.  de mate van gevoeligheid van de vogel voor het organisme

Een vogel is drager, wanneer hij het ziekteverwekkende organisme bij zich heeft, maar niet ziek is. Een vogel is geïnfecteerd wanneer het ziekteverwekkende organisme de vogel ziek maakt, wat zich in symptomen uit. De incubatietijd is de tijd tussen het besmetten en het uitbreken van een ziekte.

Wat zijn bacteriële infecties?
Bacteriën zijn eencellige organismen. De kleinste bacteriën zijn 20 tot 30 maal groter dan de grootste virussen. Bacteriën planten zich voort door celdeling. Bacteriën, of de door bacteriën gevormde afvalstoffen, kunnen ziekten veroorzaken. De ernst van de ziekte is afhankelijk van het ziekteverwekkend vermogen van het organisme en van de ontvankelijkheid van de vogel. De ziektesymptomen bij geïnfecteerde vogels zijn niet specifiek; veelal opgezette veren, traagheid, verminderde voer- opname en versnelde ademhaling. Vaak hebben de vogels diarree.

De diagnose 'bacteriële infectie' kan alleen worden bevestigd door bacteriologisch onderzoek van bloed, mest, organen of weefsels. Bacteriën worden geïdentificeerd door ze te kweken of door hun reactie met een serum van een geïmmuniseerd dier te testen. Sommige bacteriën zijn te identificeren met een microscoop.

Een gevoeligheidstest soms is nodig om het tegen de ziekteverwekkende bacteriën werkzame antibioticum te vinden. Deze gevoeligheidstest kan enkele dagen duren.

Bacteriën worden ingedeeld in Gram-positieve en Gram-negatieve bacteriën. Deze indeling werd rond 1890 door Dr. Gram geïntroduceerd en heeft te maken met het feit dat de celmembranen van Gram-positieve bacteriën met een bepaalde stof te kleuren zijn, dit lukt niet bij Gram-negatieve bacteriën. Enkele Gram-positieve bacteriën zijn: Bacillus, Clostridium, Listeria, Staphylococcus en Streptococcus. Gram-negatieve bacteriën zijn: Escherichia, Pasteurella, Salmonella en Yersinia. Gezonde zaadetende en vruchtenetende vogels hebben veelal geen Gram-negatieve bacteriën in het spijsverteringskanaal, ze komen echter wel voor bij insectenetende en vleesetende vogels.

Salmonellosis:
Salmonella kan vogels, zoogdieren en reptielen infecteren. Salmonellosis is een uiterst besmettelijke ziekte van het spijsverteringskanaal, die regelmatig wordt aangetroffen bij hoenderachtige, watervogels, postduiven en aasetende vogels. Van de ongeveer 1500 serotypen van salmonella is S. Typhimurium het meest voorkomende. Vogels worden met salmonella geïnfecteerd via mest, zitstokken, voer en waterbakken. Via het ovarium kan ook het ei- embryo besmet roken. Insecten, muizen en ratten kunnen salmonella overbrengen.

De incubatietijd is 1 á 2 dagen. 2 tot 4 dagen later kan sterfte optreden. Salmonella kan in modder tot 1,5 jaar overleven, in stilstaand water tot zeker 4 maand, in kadavers en in mest tot 1,5 maand. Kooi, volière en beplanting kunnen Salmonella tot wel 2 jaar herbergen. Ziekteverschijnselen( zie ook inleiding):

# De mest is veelal waterig, groen gekleurd en bevuilt de veren rond de anus. Salmonella bacteriën kunnen via de dunne darm in het bloed komen, zich dan in gewrichten nestelen en zwellingen en stijfheid veroorzaken. Geïnfecteerde pootgewrichten resulteren in kreupelheid, geïnfecteerde vleugel- gewrichten in het laten hangen van de vleugels.

# Bij sectie wordt een vergrote milt met gele knobbeltjes gevonden. Darm, lever en hart zijn veelal ontstoken. Het sectiebeeld komt over- een met dat van pasteurellosis, pseudotuberculosis en chlamydiosis.

# Het kweken van salmonella bacteriën uit de mest bevestigt de diagnose. Voorkom salmonellosis door een goede voeding en hygiëne en een muizen- en rattenvrije huisvesting. Gezonde vogels kunnen dragers zijn van salmonella bacteriën.

Wat zijn virusinfecties?
Virussen variëren in grootte van 10 tot 500 millimicron. Dit alleen met een elektronenmicroscoop zichtbare organisme is een overgangsvorm tussen dode en levende stof. Virussen hebben geen eigen stofwisseling, ze hebben een levende cel nodig om zich te vermenigvuldigen. Buiten een levende cel gaan de meeste virussoorten binnen enkele weken kapot, uitgezonderd o.a. het vogelpokkenvirus. Bij extreem lage temperaturen kunnen virussen buiten een levende cel wel lange tijd leven. Virussen worden via de lucht over grote afstanden verspreid. Er bestaan geen geneesmiddelen tegen virusziekten. De kans op een virusinfectie houdt men minimaal door goede huisvesting, verzorging en voeding en door de vogels tijdig te enten (vaccineren).

Pseudo-vogelpest:
Pseudo-vogelpest of Newcastle discase (NCD) is een gevreesde virus- ziekte bij pluimvee, eenden en ganzen. Vele hoenderachtigen zijn vatbaar voor pseudo-vogelpest en de sterfte kan enorm hoog zijn. Pseudo-vogelpest is ook bij roofvogels, uilen, duiven en geïmporteerde papegaaien geconstateerd. Om de pluimveehouderij tegen pseudo-vogelpest te beschermen zijn wettelijke bepalingen ingesteld die moeten voorkomen dat deze ziekte via geïmporteerde vogels het land wordt binnengebracht. Pseudo-vogelpest is een zoönose en kan bij de mens oogontstekingen en koorts veroorzaken.

Oorzaak:
De virussen worden via de lucht of bij direct contact over- gebracht. Er is vastgesteld dat bij luchttemperaturen van 20-30'C na 123 dagen nog steeds levende pseudo-vogelpestvirussen op de dons- veren van vogels in quarantaine voorkwamen. Ziekteverschijnselen:

De incubatietijd van pseudo-vogelpest is ongeveer 5 dagen. Geïnfecteerde vogels krijgen eerst ademhaling- en spijsverteringsproblemen. De symptomen zijn een onregelmatige ademhaling, niezen, kopschudden en diarree. Wanneer het centrale zenuwstelsel is aangetast is de vogel lusteloos, lijdt aan evenwicht- stoornissen en verlamming van poten en vleugels.

Wat zijn schimmelinfecties?
Schimmels zijn primitieve meercellige plantaardige organismen. Hoewel ze tot het plantenrijk gerekend worden missen ze de groene bladkleurstof chlorofyl. Schimmels produceren sporen, welke in hoge mate resistent zijn tegen natuurinvloeden. De sporen worden via de lucht verspreid. Sommige stofwisselingsproducten van schimmels gebruikt men voor het produceren van antibiotica. Bij vogels veroorzaken schimmels veelal huidinfecties.

Regelmatige toediening van antibiotica kan de de groei van schimmels stimuleren, bv. Candida en Aspergillus. Kleine hoeveelheden schimmels hoeven gezonde vogels niet ziek te maken. Schimmels worden geïdentificeerd door een kweek met bekende soorten te vergelijken.

Aspergillosis
Oorzaak:
Aspergillus wordt veroorzaakt door Aspergillus fumigatus. Vele vogelsoorten zijn gevoelig voor deze schimmel. Verspreiding vindt plaats door inademing van de sporen of door directe opname. Aspergillus gedijt het beste in een vochtige omgeving. Voorbeelden hiervan zijn slecht geventileerde schuurtjes (kooien en binnenvolières), broedmachines, nestkasten, plantenkassen en bevuilde transport- kisten. De bacteriële flora van het spijsverteringskanaal kan door antibiotica zijn verstoord,wat de groei van schimmels bevordert.

Wat zijn parasitaire ziekten?
Parasieten zijn planten of dieren. Ze leven op of in en voeden zich met hun gastheer, in dit geval een vogel. Vaak leven parasieten in evenwicht met hun gastheer. Echter wanneer de parasieten zich te sterk vermeerderen wordt de vogel ziek. De gevoeligheid voor parasieten is groter bij vogels met een verminderde weerstand door bv. stress, ondervoeding, ziekte of ouderdom. Kooi en volière kunnen met parasieten besmet worden door bv. mest van vrijlevende vogels, muizen en ratten, nieuw aangekochte vogels, transportkistjes, voer en tussengastheren. Goede hygiëne is een belangrijke preventieve maatregel. Men onderscheidt twee groepen parasieten:
  
   1.  inwendige parasieten, zoals protozoa en wormen;
   2.  uitwendige parasieten, zoals mijten, vlooien en luizen.

1. Inwendige parasieten:

Protozoaire infecties:
Protozoa zijn microscopisch kleine eencellige organismen. Ze komen in het spijsverteringskanaal of in het bloed van vogels voor.
Protozoa in het spijsverteringskanaal:

Coccidiosis:
Twee soorten coccidiën worden regelmatig bij vogels aangetroffen:

# Eimeria soorten, voornamelijk bij boenderachtigen, watervogels en duiven
# Isospora soorten bij zangvogels en roofvogels

De eieren van coccidiën worden oöcysten genoemd. Van de rijpe oöcysten die door vogels worden opgenomen wordt de eiwand in de maag van de vogel afgebroken. De vrijgekomen cysten vermenigvuldigen zich in de darmwand, die daardoor beschadigd wordt en door andere micro-organismen geïnfecteerd kan worden. In het vogellichaam versmelten cysten tot oöcysten. Deze worden met de mest uitgescheiden en vormen na een halve dag tot 2 dagen rijping in een vochtig en warm milieu opnieuw een infectiegevaar voor de vogel. Oöcysten zijn bestand tegen vele milieufactoren. Ziekteverschijnselen :

Geinfecteerde vogels zitten ineengedoken op zitstok of grond. Ze slapen veel, hebben weinig eetlust en vermageren. De mest is waterig en slijmerig, soms vermengd met bloed. De veren rond de anus zijn bevuild. De buik is soms gezwollen en door de buikhuid heen kan men de gezwollen darmen onderscheiden. Bij een acute aandoening sterft de vogel binnen enkele dagen. Bij een chronische aandoening duurt het weken voordat de vogel in uitgeputte toestand bezwijkt. Nestjongen worden door de mest van hun ouders besmet. Hun weerstand is gering en sterfte onder nestjongen is groot. De meeste vogels hebben oöcysten in hun darm. De diagnose wordt door microscopisch onderzoek van de mest bevestigd. Voorkomen en genezen: Ze worden pas ziek als een bepaalde infectiegraad wordt overschreden. Eimeria wordt bestreden met bv. Amprolium. Isospora wordt bestreden met sulfapreparaten. Voorkom besmetting door een goede huisvesting. Vermijd overbevolking, houd voer- en drinkbakken vrij van mest, voorkom natte plekken op de vloer, verwijder de mest regelmatig en houd de vogels in goede conditie.

Trichomoniasis:
Trichomoniasis is een veel voorkomende ziekte bij duiven, maar komt ook voor bij kwartels, roofvogels, kanaries, vinken, rijstvogéls, prachtvinken en parkieten.

Oorzaak:
Vogels worden besmet bij het voeren of snavelen.

Ziekteverschijnselen:
De incubatietijd is ongeveer 4 dagen.

Bij acute Trichomoniasis zijn witte kleverige substraten in de snavel- en keel- holte te zien. Bij chronische Trichomoniasis zijn het harde kaasachtige massa's. Zij veroorzaken pijn en belemmeren de doorgang van voedsel en bij een zeer ernstige aandoening ook de ademhaling. De vogels proberen dan met gestrekte hals voldoende lucht te krijgen. In speeksel en schraapsel uit de neusholte zijn de bewegende protozoa met een microscoop te zien (Candidiasis, pokken en gebrek aan vitamine-A veroorzaken even- eens letsels in snavel- en keelholte).

Histomoniasis:
Histomoniasis wordt veroorzaakt door Histomonas meleagridis. De ziekte komt vooral voor bij hoenderachtige. De protozoa zijn 0.5 – 1.5 mm lang. Ze zijn aanwezig in de eieren van de blinde darmwormen Heterakis gallinae en H. isolonche.

Aardwormen die deze eieren eten worden tussengastheer. Wanneer vogels de eieren van de blinde darmwormen of besmette aardwormen eten worden zij geïnfecteerd. In de blinde darmen of lever van de vogel komen de eieren uit waarbij de protozoa vrijkomen. Ze beschadigen de blinde darmwand en lever.

Ziekteverschijnselen:
De incubatietijd is 2 tot 3 weken. Geïnfecteerde vogels zijn zwak, zitten bol en laten de vleugels en staart hangen. Opvallend is de geelbruin gekleurde diarree. Bij kalkoenen wordt de ziekte 'Blackhead' genoemd; de onbevederde delen van de kop zijn donker roodpaars gekleurd.

Het sterftepercentage bij kalkoenen is hoog, soms 100%!!! Vooral jonge hoenderachtige zijn vatbaar. Alleen bij sectie kan de diagnose worden bevestigd. In de darmen worden zweren of necrotische plekken aangetroffen. In de lever treft men ronde geelgroen gekleurde letsels aan. Voorkomen en genezen. Behandel de dieren met Ronidazole of Metronidazole met Furaltadone. Geef ze tevens een middel tegen darmwormen. Verwijder het oude strooisel, maak het hok schoon en desinfecteer het.

Worminfecties:
We onderscheiden :

   1.  wormen van het spijsverteringskanaal
   2.  van de ademhalingswegen
   3.  van de bloedvaten

#Sommige wormen kunnen tot een bepaalde infectiegraad in de ingewanden van de vogel zitten zonder ziekteverschijnselen te veroorzaken. Wanneer deze infectiegraad wordt overschreden of wanneer de vogel in slechte conditie is wordt de vogel ziek. Trematoden, platwormen of zuigwormen variëren in grootte van 3 tot 25 mm. Vele soorten hebben aan de voor- en achterzijde van het lichaam twee zuignappen. Platwormen hebben voor hun levenscyclus een tussengastheer nodig. Ze komen voor bij hoenderachtige, watervogels en duiven en in een enkel geval bij importpapegaaien. De ziekteverschijnselen zijn niet specifiek. De eetlust vermindert, de vogel is dorstig, heeft diarree en bloedarmoede. Wanneer de parasieten zich in de einddarm of cloaca bevinden kan dit tot legnood leiden. De diagnose wordt bevestigd door mestonderzoek (eieren in de mest). Bij sectie worden platwormen, afhankelijk van de soort, in de dunne darm, blindedarm, dikke darm, cloaca, bloedvaten, lever of andere organen gevonden.

# Lintwormen of Cestoden hechten zich met zuignappen of haakjes aan de darmwand en zijn moeilijk door de peristaltiek van de darm uit te drijven. Ze voeden zich door absorptie van het lichaamsoppervlak. Voor hun levenscyclus is zowel een tussengastheer (slakken, vliegen, kevers, mieren) als een gastheer (vogel) nodig.

# Rondwormen of Nematoden zijn rond, ongesegmenteerd en hebben een glad oppervlak en spitse lichaamsuiteinden. Tot de rondwormen behoren bv. haarwormen, spoelwormen van het spijs- verteringskanaal en gaapwormen van de ademhalingswegen. Haarwormen (Capillaria spp.) leven, afhankelijk van de soort, in krop, slokdarm, dunne darm of blinde darm. Sommige soorten hebben een directe levenscyclus (zonder tussengastheer), andere een indirecte levenscyclus (met tussengastheer). Haarwormen veroorzaken ontstekingen in de wand van het spijs- verteringskanaal en bloedarmoede. Eieren welke met de mest worden uitgescheiden zijn na ongeveer 2 weken infectieus en kunnen maanden infectieus blijven, bij temperaturen van 0 tot 35'C en hoge vochtigheid tot een jaar. De ontwikkeling van ei tot volwassen worm duurt 5 tot 8 weken. De eieren zijn citroenvorming met aan de uit- einden een doorzichtige pool. De wand van de eieren is dik, glad en bruin gekleurd.Ziekteverschijnselen zijn niet specifiek: traagheid, bolzitten, geringe eetlust en gewichtsverlies. Bij een ernstige besmetting ook dunne slijmerige mest.

#Spoelwormen of grote rondwormen (Ascaridia spp.) worden o.a. bij grotere siervogels, papegaaiachtige, hoenderachtige en duiven gevonden.

Spoelwormen bij vogels zijn schadelijk:

   1. de larven leven in de darmwand en verwonden deze
   2. grote kluwens wormen belemmeren de voedselpassage
   3. wormen kunnen de ingang van de galblaas blokkeren
   4. wormen voeden zich met voedsel uit de darm

# De levenscyclus van spoelwormen is direct. De eieren zijn ovaal, ze hebben een wand die uit 3 lagen bestaat. Ze worden met onregelmatige tussenpozen met de mest uitgescheiden. Buiten het vogel- lichaam ontwikkelen de larven zich in de eieren, die na 1 tot 2 weken infectieus zijn en dit vele maanden lang blijven. Wanneer deze eieren door een vogel worden opgenomen komen de larven in het vogellichaam uit. De meest bekende spoelworm is Ascaridia hermaphroditae. De wormen zijn 25 tot 40 mm lang en 1 mm dik. Grote parkieten zijn erg gevoelig voor deze spoelworm. Een zeer lichte infectie maakt een gezonde volwassen vogel niet ziek. Ziekteverschijnselen zijn vermageren en diarree. De vogels kunnen door afsluiting van de darm sterven. 2) Uitwendige parasieten:

2. Uitwendige parasieten zijn:

# vliegen, luizen, vlooien, wantsen en muggen, men noemt ze echte insecten. Kenmerken :3 paar poten, een lichaam dat uit 3 segmenten bestaat. kop, borst en abdomen en een complete gedaanteverwisseling: larve, pop en volwassen exemplaar. Ze voeden zich met het bloed van hun gastheer.

# Teken en mijten, behoren tot de familie van de spinachtige . Kenmerken: de larven hebben 3 paar poten, volwassen exemplaren hebben 4 paar poten. Het lichaam is niet in segmenten verdeeld en de gedaanteverwisseling is onvolledig. Ze voeden zich met huidschilfers en veermateriaal, soms met bloed van hun 'gastheer'. Parasiterende insecten brengen virussen, protozoa en bacteriën over; direct of als tussengastheer. Voor microscopisch onderzoek moeten parasiterende insecten in alcohol of een 4% formaline oplossing worden bewaard. Acatiasis is een verzamelnaam voor mijtinfecties.